Antwoord Miep Gies: "Voor alles moest je bonnen hebben. Één bon gaf het recht op een kleine hoeveelheid. Joden kregen, nadat ze voor een ‘werkkamp’ waren opgeroepen, geen bonnen meer. Ik zou dus gedwongen zijn geweest om naar de zwarte markt te gaan maar aangezien mijn man Jan bij de gemeente werkte kon hij via-via aan bonnen komen zodat ik groenten, brood, aardappelen, wat boter, vlees, kleding en sigaretten kon kopen. Net genoeg om in een redelijke conditie te blijven!"