Koningin Wilhelmina in Engeland, 1942.Op zondagavond 9 april 1944 werd er wederom in het kantoor aan de Prinsengracht ingebroken. Deze keer was veel angstaanjagender dan de andere keren, de onderduikers hoorden de voetstappen in huis, in het privékantoor, in de keuken en op de trap naar het Achterhuis, ze hoorden zelfs gerammel aan de draaikast die de toegang tot hun schuilplaats verborg.
Alles liep goed af, de onderduikers werden niet gevonden, maar zij stonden doodsangsten uit. Toen de rust was weergekeerd, realiseerde Anne zich dat ze niets liever wilde dan na de oorlog Nederlander te worden. Ze schreef op dinsdag 11 april 1944 in haar dagboek:
"In die nacht wist ik eigenlijk dat ik sterven moest, ik wachtte op de politie, ik was bereid, bereid zoals de soldaten op het slagveld. Ik wou me graag opofferen voor het vaderland, maar nu, nu ik weer gered ben, nu is mijn eerste wens na de oorlog, maak me Nederlander!
Ik houd van de Nederlanders, ik houd van ons land, ik houd van de taal en wil hier werken. En als ik aan de koningin zelf moet schrijven, ik zal niet wijken voor mijn doel bereikt is!"
Geciteerd uit: Het Achterhuis. dagboekbrieven 12 juni 1942 - 1 augustus 1944 > Anne Frank (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2008)