Miep Gies (1945)Als één van de helpers in het Achterhuis en verantwoordelijk voor de dagelijkse boodschappen kon Miep zich voorstellen dat de bewoners zo nu en dan best eens reden tot klagen hadden als ze voor de zesde achtereenvolgende dag boerenkool meebracht. Toch hoorde Miep nooit een klacht.
"Eten was geen plezierige bezigheid meer. We moesten ons behelpen met het weinige dat we konden krijgen. Het betekende dagen achtereen dezelfde kost en een groeiende tegenzin. Het betekende ook problemen met de spijsvertering of dat we na het eten half misselijk waren of nog steeds honger hadden.
Maar uit het Achterhuis hoorde ik nooit een klacht. Nooit zag ik een spoor van tegenzin of teleurstelling als de boodschappen werden uitgepakt of opgeborgen. Onze vrienden zeiden nooit dat ze meer dan genoeg hadden van twee weken achter elkaar boerenkool of iets anders. Niet een keer klaagden ze over de steeds kleinere rantsoenen of iets anders. Niet een keer klaagden ze over de steeds kleinere rantsoenen van boter en vet.
Van mijn kant zie ik nooit iets over ongezonde kleur die ze hadden gekregen. En de kleren van de kinderen begonnen te rafelen en raakten afgedragen. Op haar eigen onopvallende manier had mevrouw Kleiman af en toe tweedehands kleren voor de kinderen op de kop getikt en aan haar man meegegeven voor het Achterhuis."
Geciteerd uit het boek 'Herinneringen aan Anne Frank. Het verhaal van Miep Gies, de steun en toeverlaat van de familie Frank in het Achterhuis.' van Miep Gies met Alison Leslie Gold (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1991)