In dit fragment vertelt Miep Gies over het moment dat Otto Frank haar vroeg zijn gezin en dat van de familie Van Pels bij te staan wanneer zij in het Achterhuis van het kantoor op de Prinsengracht zouden onderduiken.

In dit fragment vertelt Miep Gies over de ochtend van de zesde juli 1942. In de stromende regen en op de fiets haalde zij Margot Frank op aan het Merwedeplein om haar naar het Achterhuis te brengen. De rest van het gezin zou later op de ochtend zelf komen.

Op uitnodiging van de onderduikers gaan Miep en Jan Gies een nachtje in het Achterhuis logeren. In dit fragment vertelt Miep Gies over deze bijzondere ervaring.

Miep bezocht het Achterhuis altijd in de ochtend om de boodschappenlijst op te halen, 's middags kwam zij niet vaak. Toen zij op een stille kantoormiddag besloot om onverwacht even langs te gaan, liep zij de kamer in waar Anne zeer geconcentreerd zat te schrijven. In dit fragment vertelt Miep over deze confrontatie.

Vanuit de keuken (teven eetkamer en slaapkamer van het echtpaar Van Pels) vertelt Miep over de ongemakkelijke situatie die dagelijks ontstond wanneer zij 's morgens bovenkwam om het lijstje met boodschappen op te halen. De onderduikers stonden met smart op haar te wachten.

Behalve de dagelijkse boodschappen bezorgde Miep ook altijd de brieven die Fritz Pfeffer aan zijn vrouw en die zij aan hem schreef. Voor Pfeffer was Miep zijn enige contact met zijn niet-joodse vrouw die nog gewoon in hun oude huis in de stad woonde.

In dit fragment vertelt Miep Gies, vanachter haar oude bureau in het huidige Anne Frank huis, over de vierde augustus 1944, de angstige dag waarop de acht onderduikers en twee van hun helpers gearresteerd werden. Haar Weense afkomst behoedde haar voor een arrestatie.

In dit fragment beschrijft Miep Gies het weerzien met Otto Frank in de zomer van 1945. Frank zou tot 1953 bij Miep en Jan blijven wonen. Miep vertelt ook over de dag in 1947 dat ze het eindelijk aandurfde het dagboek van Anne Frank, waarvan inmiddels al een tweede druk was verschenen, te lezen.